Outline
1. Proloog
Doorngoud, Karlos en Widagai leven op een vissersboot. Maar het gaat hen te langzaam, dus ze willen zeerovers worden. Sinds de ontdekking van andere landen, komen er constant mooie handelsschepen langs met goud en meer.
Ze vallen een ander schip aan, met redelijk succes, hoewel Karlos in het water valt en wordt beheerst door “de vloek”. Als ze verder willen, botsen ze op Kapitein Pi en zijn enorme schip—ze vragen om genade.
2. Roverjager
Paunet vraagt de president om steun (geld, ruimte, etcetera) bij het bouwen van een gigantisch schip. Zogenaamd om te jagen op zeerovers en te helpen in de oorlog.
“Wie de prijs weigert te betalen, is nooit een Hemelvoorwerp verschuldigd geweest” is blijkbaar een veelvoorkomend gezegde als mensen mopperen over geld of offers.
De president steunt hem, en zo begint de bouw.
Hij is overduidelijk niet gelukkig met zijn vrouw en ze leven langs elkaar heen. Hij houdt dit project dan ook geheim voor haar. Dan komt een boodschapper langs en beweert: de oorlog is afgelopen.
3. Kleintocht
Pi heeft Doorngoud en Widagai opgenomen in zijn bemanning. Hij vecht voor vaderland (koning van Casbrita). Hij heeft een lijst van de laatste (grote) plekken die hij moet innemen, dan komt hij thuis en wordt een held.
Hij komt bij Kleintocht … maar daar is het stil. Hij denkt dat het een valstrik is en vlucht onder kanonnenvuur. Zijn bemanning vindt dit laf en wil dat hij Kleintocht plundert en het goud voor zichzelf neemt—hij ketst het af.
Een bemanningslid gaat overboord: als hij bovenkomt, spreekt hij ook over die vloek. “Het monster komt eraan, het monsterschip komt eraan.” Widagai merkt een dode boodschapper op in het water.
4. Geheime Bron
De president hoeft niet meer zo nodig Paunets schip te steunen. Paunet beweert dat hij uit een geheime bron heeft gehoord dat de oorlog helemaal niet voorbij is, dat ze juist nu een schip nodig hebben. Het overtuigt de president weer eventjes.
Het bouwen van het schip gaat goed vooruit. Paunet ontmoet zijn vrouw weer, blijft afstandelijk en blijft liegen.
Als hij terugkomt (’s nachts), is er ingebroken. Een briefje steekt uit het schip: stop met bouwen, of Barbela wordt wreed aangevallen.
5. Matenhaven
Pi wordt nu wél ontmoet door de vijand. Ze zijn zelfs zo goed voorbereid—5 sterke schepen tegen zijn ene—dat hij weet dat hij waarschijnlijk verliest. Op het laatste moment bedenkt hij de oplossing (stuk voor stuk de schepen overnemen zodat het drie tegen drie wordt voordat het gevecht goed en wel begint).
Dit gaat redelijk, maar mislukt toch door de overmacht van de vijand. Zijn Avonturengalei wordt vernietigd. Hij vlucht ternauwernood in diens schaduw, en stuurt Widagai weg (terug naar Cariboon) om hulp te vragen.
Doorngoud valt bijna in het water. Maar plotseling komt Karlos terug, uit het water, en redt hem.
6. Het Zeemonster
Paunet komt steeds meer verdachte dingen tegen, maar niemand weet wie er had ingebroken. De president is er ook klaar mee en geeft Paunet niks meer.
Paula (zijn vrouw) neemt hem mee naar een stil stukje voor een gesprek. Ze vertelt over de vloek in het water, het zeemonster dat het liefste voedt op grote schepen. Pas richting het einde heeft Paunet door dat ze wéét dat hij een schip bouwt, en hem vraagt om te blijven.
(De vloek in dit verhaal is dan ook, voor 90%, vooral metaforisch en thematisch. Er is geen echt zeemonster, en hopelijk heeft de lezer dat inmiddels ook door.)
Hij legt uit dat zijn hart avontuur wil, dat het niet aan haar ligt. Daar neemt ze geen genoegen mee. Terwijl ze boos wegstormt, landt Widagai in Barbala.
7. Liefdeslelie
Karlos vertelt dat de vloek soms het verleden, soms de toekomst laat zien. Pi’s bemanning wijst hem erop dat ze geen eten hebben, een kapot schip, geen medicijnen voor de gewonden. Hij weigert nog steeds om te plunderen en moorden. Doorngoud en Karlos lijken als enige aan Pi’s kant te staan.
Maar dit is onhoudbaar, dus ze spreken een tussenweg af: alles dat ze plunderen, gaat naar een goed doel dat Pi kiest. Pi wordt langzaam omgepraat.
Ook Liefdeslelie komen ze zomaar binnen (zeker met een schip van de vijand). Hier leeft iedereen vrolijk en zorgeloos. Pas als ze met z’n allen in een herberg zitten, komt een papagaai binnen met nieuws over Kleintocht. (Om aan te tonen hoe traag die berichtgeving over de wereld toen nog was.)
En dat Pi de boosdoener is. Een opsporingsbevel (met grote beloning en zijn gezicht) verraadt hem.
Terwijl zijn bemanning als wilden over de hele haven vechten, besluit Pi dat hij hier niks van wil weten. Hij vlucht in een klein vissersbootje. De Raad van Kame moet en zal hij innemen—daarna is het klaar.
8. De Wisselvlag
Met pijn en moeite krijgt Paunet zijn schip alsnog afgebouwd, en morgen zal het vertrekken. Hoewel het hele eiland verwacht dat het direct zinkt.
Hij spreekt zijn vrouw ’s avonds laat. Zij doet een laatste poging hem te overtuigen, maar het lukt niet. Dan eist ze alles dat hij heeft. Terwijl Paunet de handtekening zet, beseft hij dat dit hetzelfde perkament is als het dreigement. Zijn vrouw heeft hem geprobeerd af te schrikken en op het eiland te houden.
De oorlog is echt voorbij. Er is niks geks aan de hand. Ze zeggen vaarwel, en hij zal morgen vertrekken.
Bij zijn vertrek, wenst de president hem het beste. Hij vraagt om het eiland, de koning, iedereen trots te maken.
Maar zodra het schip van wal is … hijst Paunet een piratenvlag. De Draak wordt hernoemd naar de Wraak.
Het was altijd zijn plan om zeerover te worden. Nu kon hij het doen onder de ogen van iedereen, met steun van de president. Hij heeft het sterkste piratenschip ooit, en hij is voorgoed weg van Barbala.
9. Raad van Kame
Pi komt, tergend langzaam, aan bij de raad in zijn vissersbootje. Karlos vertelt nog eens over de vloek en ze ontrafelen dat dit het Laterwater is van Gulvi (zijn Hemelvoorwerp).
Daarop besluit Pi in het water te springen en te proberen de toekomst te voorspellen. Hij krijgt te zien dat een monsterschip komt bij zonsondergang en het gevecht beslist.
Ze wachten erop, klimmen op dat schip, en zien Paunet die géén idee heeft wat hij doet. Dus Pi neemt de leiding.
Met dit geweldige schip onder zijn hoede, breekt hij zo door alle verdediging heen. Hij zinkt tientallen schepen.
Totdat hij beseft dat het schepen van Casbrita waren, en dat alle zeerovers hem met rust laten. Widagai komt eindelijk terug en vertelt hem dat de oorlog allang voorbij is.
Hij heeft al die tijd doorgevochten, terwijl de rest al vrede had. Daarom vindt de hele wereld hem nu een wrede zeerover. En als kers op de taart, heeft hij de Raad verdedigt tegen Casbrita.
Hij wordt een legendarische Piraat. Het heet nu de Raad van Pi. Hij is een held, maar voor de verkeerde groep.
10. Epiloog
De Gouden Eeuw van Piraterij begint. Pi wordt overladen met geschenken en populariteit, maar hij wil er niks van weten. Ook is hij gefrustreerd hoe dit weer lijkt te bevestigen dat halfgoden slecht zijn en moeten worden verbannen.
Dus hij vlucht, naar een onbekend eiland. Hij begraaft al die rijkdom op die geheime plek (in een schatkist). Hij begint een landgoed op Tuiniersheuvel.
Hij reist naar Barbala. De president had beloofd dat hij er niet zou worden gearresteerd, en dat zijn vrouw ook zou komen. De wateren zitten bomvol piraten—geïnspireerd door hem—en de Cariboon had zichzelf uitgeroepen tot Piratenrepubliek. Behalve Barbala, dat als enige fel standhield.
Als hij aankomt, ontmoet hij weer Doorngoud, Karlos en Widagai. Ze hebben een geweldige veelbelovende piraat gevonden en hopen dat Pi meewerkt. Zijn naam? Zwartbaard.
Hij wil er niks van weten en loopt naar Paula, de vrouw van Paunet (en familielid van president, nu met meer macht en geld) die moet beslissen over zijn lot.